Central Highlands - Vietnam (1)
Happy New Year allemaal! Hopelijk zijn jullie 2011 begonnen met een goed feestje. Wij hebben het in Vietnamese stijl gevierd, zes uur eerder dan jullie. Dat was wel gek, want het voelde door het tijdverschil toch een beetje alsof we op een generale repetitie stonden. Heel toevallig (of juist niet) werd ik gisteren om 5.57u in de ochtend wakker, dus heb ik het Nederlandse nieuwjaar toch nog enigszins meegemaakt.
We namen dus een paar dagen geleden een krakkemikkige boemeltrein van het lieflijke Hoi An naar dé badplaats van Vietnam; Nha Trang. Van waaruit we een drie daagse tour door de Central Highlands zouden gaan maken met de Easyriders; motorrijders waarmee je een deel van je reisroute via de binnenlanden kunt afleggen.
Die reis naar Nha Trang was wel even een beproeving. Van de buitenkant zag onze trein er eigenlijk nog best aardig uit, - we keken elkaar al goedkeurend aan - de binnenkant was helaas een heel ander verhaal. Onze coupé stamde uit, pak 'em beet 1947 en was waarschijnlijk ook in dat decennium voor het laatst schoongemaakt. De stoelen zaten vol vlekken en de vloer lag bezaaid met lege flesjes, etensresten en gescheurde kranten. Tot overmaat van ramp kwam er om de haverklap een karretje volgeladen met gefrituurde kippen, verbrande hamburgers en plakkerige rijst voorbij, waardoor er binnen no time een dampende, misselijkmakende eetwalm in het treinstel hing. Om daar dan tien uur lang tussen een paar luidruchtige, rochelende, neuspeuterende locals te zitten, dat is geen feest.
Maar... het was 't allemaal waard. Want al de volgende ochtend stapten we bij onze Easyriders Duc en Ty achterop de motor voor, wat later zou blijken de trip of a lifetime. De afgelopen drie dagen hebben we Vietnam leren kennen op een manier die we anders nooit hadden gezien. We reden door dorpjes verscholen in de bergen, aten in authentieke cafeetjes, logeerden bij de M'nong gemeenschapin een minderheidsdorp (‘minority village') en belandden zelfs nog op een Vietnamese bruiloft.
Al in Hoi An hadden we trouwens via de mail contact gezocht met Easyrider Endy, die op diverse reisforums werd aangeraden. Easyriders zijn er in overvloed in Vietnam, maar het is geen vanzelfsprekendheid dat je een goede treft. Die ochtend in Nha Trang belden we Endy in de hoop dat we hem dezelfde dag nog konden ontmoeten. Dat bleek geen enkel probleem; krap tien minuten later stond hij al in de lobby van ons hotel. We bespraken de route, de kosten en maakten kennis met onze twee rijders Duc en Ty en daarmee was de deal beklonken. Onze backpacks werden achterop de motor gebonden en klokslag 10u reden we de stad uit.
Die eerste dag hebben we onder meer een koffieplantage en noedelfabriekje bezocht en eindigden we in het totaal sfeerloze stadje Buon Ma Thuot. Ik gok dat ze hier nog niet veel buitenlanders hebben gezien (logisch ook), want op straat werden we ongegeneerd aangestaard, nagewezen en toe- of uitgelachen, dat laatste was niet helemaal duidelijk.
's Avonds namen Duc en Ty ons, na een verplicht uurtje relaxen in onze gezellige Oostblok-hotelkamer met smoezelige dekens en witte tegelvloer, mee naar hun favoriete restaurant (lees: half overdekte binnenplaats volgebouwd met piepkleine tafeltjes en krukjes), waar we ontdekten dat Vietnamees eten ook heel vies kan zijn. We kregen een eigenaardig geurende pan soep voorgeschoteld, die we aten met oude, afgekloven chopsticks. Brrr... Vriendelijk glimlachend hebben we ons door de maaltijd heen geworsteld, maar hebben later voor de zekerheid toch nog maar een paar rollen koekjes ingeslagen.
De volgende ochtend begon met een trip naar de Dray Sap watervallen, midden in een verlaten natuurpark. De zon scheen, het water was kraakhelder, dus Arjan heeft nog even een verfrissende duik genomen, alvorens we richting Lak Lake gingen, waar de M'nonggemeenschap - een etnische minderheidsgroep -gemoedelijk samenleeft in de natuur. De weg daar naartoe was waanzinnig mooi. We zagen grasvelden die zo helder groen waren dat ze licht leken te geven, koeien, hangbuikzwijnen en varkens die doodgemoedereerd over straat wandelden en kinderen in schooluniform lopend of fietsend, met veel te grote schooltassen op hun rug. Soms kwamen we urenlang niemand tegen, dan weer reden we door dorpjes waar iedereen zwaaide en glimlachte zodra we voorbijreden.
Het minderheidsdorp van de M'nong was weer een verhaal apart. Deze traditionele, etnische groep bestaat uit ongeveer 67.000 mensen, die bijna allemaal in de Hooglanden wonen en zoveel mogelijk één zijn met dieren en de natuur. De avond in dit bijzondere dorpje werd onverwacht gezellig, toen we tijdens het diner in de gemeenschappelijke dorpsschuur de Nederlandse Cecile en Engelsman Paul ontmoetten, die een vijfdaagse motortrip door de Highlands doen met Endy himself. Omdat we allemaal wel even klaar waren met de Easyriders, die nogal 'aanwezig' zijn, was het wel erg lekker om weer even met twee normale, relaxte mensen rond te hangen. We hebben tot een uurtje of 23u zitten borrelen en vertrokken toen naar onze hotelkamer voor de nacht; de longhouse. Dit is een groot, open houten huis op palen, zonder keuken, toileten badkamer. In ons longhouse lagen enkel vier matrassen op de grond en verder was het helemaal leeg (deze huizen worden overigens ‘langer' naarmate de M'nong familie groeit, schijnt). 's Nachts nog doodsangsten uitgestaan toen ik buiten op zoek ging naar een toilet en er plots drie blaffende, gevaarlijk grommende honden voor m'n neus stonden. Ik wist niet hoe snel ik weer terug dat longhouse in moest rennen. Gelukkig was daar Arjan 'Dog Whisperer' Habraken, die koelbloedig naar beneden wandelde, recht voor ze ging staan en ze alledrie indringend bleef aankijken, totdat ze hoogst verbouwereerd stopten met grommen, omdraaiden en stilletjes afdropen. Ha!
Ook de laatste dag met de Easyriders werd er eentje die ons nog lang bijzal blijven. Maar daarover de volgende keer meer. We zijn zojuist aangekomen in de stad Dalat en er moet een heleboel geregeld worden voor de komende dagen. Bustickets naar Ho Chi Minh City, hotelkamer, visum. Dusse.... We gaan er maar weer eens vandoor.
Hoi An - Vietnam
Arjan, Annelie en Hoi An, dat was liefde op het eerste gezicht. Al een paar minuten nadat we onze slaapbus lichtelijk verkreukeld waren uitgestruikeld, wisten we dat we hier langer wilden blijven dan de anderhalve dag die we hadden ingepland. We zijn daarom linea recta een reisbureautje binnengelopen om onze, in Hanoi geboekte treintickets naar Nha Trang in te wisselen. Dat is geen enkel probleem hier, zo bleek maar weer. We betaalden een paar euro bemiddelingskosten en tien minuten later stonden we buiten met onze nieuwe treinkaartjes.
Hoi An lijkt wel een beetje op Antigua in Guatemala, met smalle straten, koloniale huisjes en talrijke barretjes en gezellige eettentjes. We hebben ons laten vertellen dat de inwoners van dit dorpje, sinds het in 1999 door UNESCO werd aangewezen als werelderfgoed, 85% van hun inkomsten uit het toerisme halen en dat geloven we direct. Je struikelt hier werkelijk over de vakantiegangers en dan voornamelijk Canadezen en Amerikanen. Ons hotel An Huy is overigens al even schattig als de rest van het dorpje. Het is gevestigd in een sfeervol koloniaal huisje met een terras aan de voorzijde en telt slechts 14 kamers.
Ondertussen hebben we ons hier de afgelopen dagen uitstekend vermaakt. De eerste ochtend hebben we een brommer gehuurd en zijn naar de Chamruïnes van My Son (opgravingen uit de late 4de eeuw) gereden, op ongeveer 50 km van Hoi An in een verlaten groene vallei. Arjan is inmiddels helemaal ingeburgerd en toetert er zoals het een echte Vietnamees betaamt lustig op los. Iemand inhalen? Tuuuuuuttt. Een tegemoedkomende vrachtwagen? Tuutttuuuuuuttt. Overstekende fietsers een kilometer verderop? Just to be sure: Tuuuuuhhuutt. En ondertussen blijft hij stoïcijns voor zich uit kijken, helemaal zoals het hoort.
En dan het eten. We hadden niet gedacht dat het nog lekkerder kon worden dan afgelopen week, maar jawel hoor. De eerste avond kwamen we op het terras terecht van Morning Glory Street Food Restaurant, waar we de beste curry ooit hebben gegeten. Ik heb er in mijn leven al veel gemaakt en geproefd, maar oh my boeddha, wat was dit lekker.
Morning Glory geeft ook dagelijks kookcursussen en dat moest ik natuurlijk meemaken. Gisteren hebben we dan ook kookles gehad van de enige echte Miss Vy, de befaamde eigenaresse van het restaurant. Met twintig ijverige medestudenten bezochten we in de ochtend de plaatselijke markt, waar we uitleg kregen over het gebruik van Vietnamese groenten en kruiden. Daarna mochten we zelf aan de slag. Miss Vy leerde ons diverse authentieke gerechten maken, zoals een crispy pancake met dipsaus, banana flower salad en kip met lime en citroengras. Zelfs Arjan werd er enthousiast van, en dat terwijl hij koken normaal totaal niet boeiend vindt. Uiteraard mochten we al onze zelfgemaakte gerechten na afloop ook proeven. Delicious! Met een volle maag en de recepten in m'n achterzak heb ik de rest van de middag gelukzalig door de stad geslenterd. Beter dan dit kan het niet worden.
Overigens is Hoi An niet alleen bekend vanwege de unieke, traditionele architectuur, maar ook dankzij de vele kleermakerswinkels, die binnen een dag maatkleding kunnen afleveren. Ik had hier veel over gelezen en gehoord, maar ik kon me geen voorstelling maken van hoe dat er in praktijk uit zou zien. Eigenlijk ging ik er vanuit dat we een paar kleine, hopeloos ouderwetse naaiateliers zouden treffen, maar in plaats daarvan liepen we de ene na de andere trendy kledingzaak voorbij. Waar de etalagepoppen in sample-kleding regelrecht uit de Amerikaanse Vogue leken te zijn weggelopen. Ik kon mezelf wel voor mij hoofd slaan, want waarom heb ik mijn ruzak in godsnaam zo vol gepropt? Er was hoogstens nog ruimte voor een paar slippers, dus die heb ik me dan maar laten aanmeten. Ook leuk. Want ja, zelfs schoenen worden hier op maat voor je gemaakt en kosten bijna niets.
Na twee weken reizen door dit veelzijdige land, hebben we ons een beetje een beeld kunnen vormen van de Vietnamese mensen. Allereerst zijn het vreselijk harde werkers (12 uur per dag, 7 dagen per week vinden ze heel normaal). Verder zijn ze dol op karaoke en badminton en eten ze allemaal aan piepkleine peutertafeltjes, op al even minuscule krukjes. Modieus zijn ze ook, want de mondkapjes die ze dragen vanwege de uitlaatgassen zijn in alle kleuren en stijlen verkrijgbaar. Zelfs in de prints van Burberry en Louis Vuitton. Hartstikke fake natuurlijk, maar dan nog. En tenslotte lopen ze, als ze dan een keertje niet hoeven te werken, het liefst de hele dag in hun pyjama buiten op straat rond. Geniaal, toch? Dat gaan wij thuis ook voortaan doen.
Wij gaan nu snel onze spullen inpakken en dan per taxi (à 7 euro) naar het station van Danang, een stadje 40 km ten noorden van hier, alwaar we de trein nemen naar de kustplaats Nha Trang. Ruim 11 uur op een harde bank in een rammelende boemeltrein. Whoehoee, we hebben er zin in.
Hue - Vietnam
We hebben ons reistempo een beetje opgeschroefd en zijn alweer onderweg naar Hoi An. Geen touringcar met airco zoals wij gewend zijn, maar een slaapbus en dat midden op de dag. Bij de ingang hebben we een plastic tasje gekregen, waar we onze schoenen in moesten doen en liggen/hangen nu in een wel erg vreemde positie in onze slaapstoelen. Arjan heeft de kleinste weten te bemachtigen en dat terwijl hij toch echt met voorsprong de langste benen heeft. Hij zit nu dan ook in een benarde positie (en kijkt bijpassend angstig) met zijn laptop op schoot te werken. Maar ach, we zijn weer onderweg en daar gaat het tenslotte om. Bovendien betalen we omgerekend een eurootje of 5 voor deze lange rit, dus who cares?
Met een beetje weemoed hebben we Hue achter ons gelaten. Wat een gemoedelijk stadje en wat een lieve mensen. Het klopt wat ze zeggen; Hue is totaal anders dan Hanoi. Al hebben we waarschijnlijk ook geluk gehad, want veel reizigers slaan Hue over of blijven er maar heel kort, vanwege de overvloedige regenval. We hadden onze regenjassen daarom al in de aanslag, maar we hebben louter zon gehad, sinds het moment dat we het vliegtuig uitstapten.
Vanaf het vliegveld hebben we een taxibus naar het centrum genomen en werden tot onze verbazing tot voor de deur van het hotel gebracht (in Hanoi werden we op een centraal punt met z'n allen gewoon de bus uitgedirigeerd, dus dit was wel even anders). Via Agoda.nl hadden we last minute een hotelkamer geboekt voor 20 euro per nacht, dus echt hoge verwachtingen hadden we niet. Groot was dan ook onze verbazing toen we de blinkende lobby van Mondial Hue binnenstapten. Onze tassen werden op een karretje gezet, we kregen een welkomstdrankje in onze handen geduwd en achter de check-in balie stonden drie meisjes ons glimlachend en knikkend op te wachten. Toen we onze kamerdeur openden, waren we helemaal met stomheid geslagen. Wat een overdaad en wat een luxe. Normaal slapen we liever in kleine boutique hotelletjes, maar dit was wel erg relaxed voor een paar daagjes.
De sfeer in Hue is dus helemaal anders dan in Hanoi. Het is een vredig stadje, met brede lanen, groene parken en meren. De mensen zijn ook veel vriendelijker. Kinderen rennen de straat op als je voorbijkomt, roepen 'Hellooooo' en zwaaien je na totdat ze je niet meer kunnen zien. Heel schattig. En je merkt dat je die vibe snel overneemt. Hanoi was een must see, dat hadden we voor geen goud willen missen, maar pas in Hue zijn we weer echt in onze relaxte reismood gekomen.
Omdat we slechts anderhalve dag de tijd hadden om Hue en omgeving te zien, zijn we gisteren per scooter het achterland ingetrokken. Al na tien minuten namen we een verkeerde afslag, reden een godsverlaten gehucht binnen en wilden juist omkeren, toen we een oud mannetje zagen dat van een afstandje heel driftig naar boven stond te wijzen. Hoewel we niet precies wisten wat hij bedoelde, besloten we alsnog onze weg te vervolgen. Dat bleek de beste beslissing ooit. We passeerden enkele kleurrijke pagodes in open grasvelden, dachten dat dit was wat hij bedoelde en zagen toen plotseling, verscholen achter een rij bomen een sprookjesachtige tempel opdoemen. We zijn afgestapt en hebben de scooter tegen een boom geparkeerd. Op slot hoefden we 'm niet te zetten, want voor 5 eurocent konden we 'm 'in de gaten laten houden' door een groepje vrouwen, die wierrookstokjes bij de ingang van de tempel verkochten en dus blijkbaar tevens een provisorische fietsen- en scooterstalling runden. Heel commercieel, die Vietnamese dametjes.
De tempel bleek een opleidingsinstituut voor boeddhisten en was omgeven door weelderige loofbomen, trappen, binnentuinen en riviertjes. De geur van wierrook hing in de lucht en een serene rust was overal voelbaar. Er zijn geen woorden om te omschrijven hoe bijzonder het was om hier rond te lopen. En ook foto's kunnen de schoonheid van deze omgeving nooit overbrengen. Je kunt alleen maar hopen dat dit plekje zo ongerept en onontdekt mag blijven, want het zou eeuwig zonde zijn als hier over vijf jaar elke dag busladingen toeristen komen voorrijden. Al is dat natuurlijk wel big business voor de dames van de fiets- en scooterstalling.
We vervolgden onze weg richting de tombe van Keizer Tu Duc, die volgens de geschiedenisboeken een tamelijk interessant leven leidde. Zijn nabijgelegen landgoed was al even boeiend met imposante paviljoens, tuinhuizen, tempels en riviertjes vol lotussen en waterlelies. Naar verluidt schreef de romantische ziel hier maar liefst 4000 gedichten, mediteerde en viste hij elke dag en vond hij zelfs nog genoeg tijd voor zijn - hou je vast - 104 vrouwen. Ook hier hebben we weer vol bewondering rondgelopen. Hoeveel moois kun je eigenlijk zien op een dag?
De middag was al bijna ten einde, toen we in the middle of nowhere een klein eettentje tegenkwamen. Pas toen beseften we dat we sinds het ontbijt helemaal niets meer hadden gegeten en eigenlijk stiekem gigantische honger hadden. De eigenaresse vond dat we haar befaamde noedelsoep toch echt moesten proberen en dat deden we dus ook, maar kon dat eigenlijk wel? Zo ver van de bewoonde wereld wordt vrijwel alles nog met leidingwater bereid en als er iets is wat je moet zien te vermijden als buitenlander, is het dat wel. Bij elke hap die ik nam, zag ik dan ook horrorscenario's opdoemen van ons vier uur lang in een bus met buikgriep. Dat was geen mooi plaatje, kan ik vertellen, dus ik besloot na tien happen dat het genoeg was. Living on the edge is een ding, maar dit, beter van niet... Wijze beslissing, giga schuldgevoel. Want het schattige soepmevrouwtje keek vreselijk verdrietig toen we haar lekkere maaltijd lieten staan. Gelukkig maakte onze 50% fooi veel goed en werden op de valreep alle inwoners van het gehucht opgetrommeld om ons uit te zwaaien. Byeeeee!
En nu zijn we dus (vooralsnog zonder voedselvergiftiging) op weg naar Hoi An. Leuk! Dag allemaal, we melden ons snel weer.
Halong Bay - Vietnam
Goed, waar waren we gebleven? We zouden om 8u in de ochtend worden opgepikt bij ons hotel in Hanoi voor een tweedaagse trip naar Halong Bay. Nog in een Midden-Amerika modus, hadden we juist een ontbijtje besteld - die bus zou toch pas op z'n vroegst om 8.30u voorrijden - toen om 8.02u de de jongen van het boekingskantoor verhit de lobby kwam binnenstormen. Afijn, stroperige pancakes in de rugzak gepropt en de bus in. Zo gaat dat hier dus, even omschakelen.
Dat de Vietnamezen in alles stipt en punctueel zijn, werd niet veel later op de boot wel duidelijk. Elke minuut van de dag was namelijk zorgvuldig ingepland. Diner startte om 19.25u en dan dus geen vijf minuten later. Wij waren uiteraard weer de traagsten op die boot, want bij alle activiteiten stonden we nog rustig onze tanden te poetsen als er weer op de deur werd geklopt; 'Mister and miss, do you come for dinner on the upper deck now?' Chagrijnig kon je er nauwelijks van worden, want ze zeiden alles met een big smile en bogen vervolgens beleefd hun hoofd. Tja, dan kun je natuurlijk alleen maar braaf luisteren en vriendelijk terugknikken. Overigens bepaalde de tourguide ook voor ons wat de meest geschikte fotomomenten waren. En daarbij was tegenspreken zinloos. Die conversaties verliepen over het algemeen als volgt; 'Miss, you walk there, look at the big fish in the sea and make picture.' 'But I don't want a picture of that fish.' 'Nooo miss, nooo, you walk and take picture of the fish.' 'Euh, okay, I'll take a picture of the fish.' Flits.
Zo strak als ze hun dagelijkse leven dus klaarblijkelijk inplannen, zo'n puinhoop is het in 't verkeer. Vorige keer schreven we al iets over de chaos in de stad, maar ook op de snelwegen lijken er nauwelijks regels te zijn. Zo ontdekten we tijdens de 3u durende rit naar de haven van Halong Bay. Auto's, bussen en vrachtwagens slingeren vrolijk over de weg en negeren daarbij de strepen tussen de rijbanen volledig. Brommers en scooters rijden daar doodgemoedereerd tussendoor, meestal helemaal volgeladen met spullen. Werkelijk alles wordt hier per brommer vervoerd. Kippen, stereo-installaties, eieren, bezems; je kunt het zo gek niet bedenken of ze binden het achterop. Zelfs baby's worden gewoon op de arm meegenomen. En ondertussen toeteren ze er uiteraard allemaal lustig op los of voeren ze levendige telefoongesprekken met veel wijdse armgebaren. Maar gek genoeg werkt het wel, want ongelukken gebeuren er nauwelijks.
Vlak voor de middag arriveerden we in de haven van Halong. Onze boot, de Dragon Pearl, bleek een plaatje en zou zeker niet misstaan in een Pirates of the Caribbean film. Ook onze cabin was wonderschoon, met kersenhouten muren en plafond, goudkleurige gordijnen en zelfs een compleet uitgeruste badkamer. Nice! Je kunt overigens met elk budget een trip naar Halong Bay boeken, maar je krijgt waar je voor betaalt. Zo kan het dus bijvoorbeeld gebeuren dat een boot overboekt is en je geen eigen kamer hebt of dat een bejaard echtpaar tussen de groep feestende, stomdronken tieners belandt. Onze organisatie Indochina Junk (wat een beetje voorwerk in Nederland al niet kan doen) was te gek en vaart bovendien een andere route dan de meeste schepen. En dat is weer bevorderlijk voor het uitzicht; niets dan de eindeloze zee, waaruit duizenden majestueuze rotsformaties omhoog rijzen, in plaats van een baai gevuld met toeristenboten.
Behalve genieten van dit bijzondere stukje zee - dat met name in de vroege ochtend, als er nog een waas van mist om de rotsen hangt, een bijna mystieke uitstraling heeft - hebben we weer belachelijk lekker gegeten, door een grot gewandeld (die bij nadere inspectie netjes bleek te zijn bijgewerkt met spachtelpoets. Je moet toch wat om die veeleisende buitenlanders te pleasen, niet?) en een floating village bezocht. Dat laatste was een ervaring op zich; in Halong Bay wonen honderden mensen in piepkleine huisjes, die op vlotten in het water zijn gebouwd. Ze zijn met elkaar verbonden door horizontale palen en vormen zo meerdere dorpjes. Heel bijzonder.
Inmiddels zijn we weer terug in Hanoi. Zojuist hebben we een vlucht (business class, whoehoe) geboekt naar Hue, dat bijna 700 km zuiderlijker ligt. Deze stad schijnt een totaal andere vibe te hebben dan Hanoi en daar zijn we stiekem ook wel aan toe. Want echt relaxed word je hier met al die herrie natuurlijk niet.
We wensen jullie allemaal een hele gezellige (witte?) kerst! Tot over een paar dagen.
Hanoi - Vietnam (...en een beetje Bangkok)
Jaaa, we're on the move again!
Na bijna twee jaar dromen, denken en praten over alle mooie, verre en vooral lange reizen die we nog willen gaan maken, zijn we enkele dagen geleden aangekomen in Hanoi, de hoofdstad van Vietnam. Het startpunt van onze vier weken door Vietnam en Cambodja.
De meest uiteenlopende bestemmingen hebben de afgelopen maanden de revue gepasseerd, van Panama en Maleisië tot Tanzania, Bolivia en Peru. We konden geen keuze maken en besloten daarom maar een ticket te boeken naar een cultuur die totaal anders is dan alles wat we tot nu toe hebben gezien. Om het onszelf toch vooral niet al te gemakkelijk te maken. Het werd Azië. En nu zitten we dus in het wespennest dat Hanoi heet.
Maar laten we weer bij het begin beginnen. Want voordat we aankwamen in Vietnam, maakten we een tussenstop in Bangkok. We zouden hier slechts een nacht doorbrengen, maar dat wilde natuurlijk niet zeggen dat we niet even de sfeer in de stad konden opsnuiven. Vanaf het vliegveld hebben we daarom direct een taxi genomen naar het hart van de wijk Chinatown. Hier hadden we een kamer geboekt inShanghai Mansion, een boutique hotel, dat zo waanzinnig mooi bleek, dat we er even sprakeloos van waren. We kregen ook nog eens een upgrade naar een grotere kamer, dus dat was helemaal goed. Veel tijd om te genieten van onze luxe suite hadden we alleen niet, want we wilden natuurlijk zo snel mogelijk de stad in. Dus winteroutfits uit, slippers aan en gaan.
Niet verwacht dat we Bangkok nou echt boeiend zouden vinden, maar het overtrof onze verwachtingen. Tenminste... het stukje dat we hebben gezien. Chinatown is een bruisende wijk, waar iedereen op straat leeft, eet en rondhangt. Het is er ontzettend druk en de geuren van eten, kruiden en wierrook zijn overweldigend en bedwelmend soms, maar dat went snel. We hebben ons aldus een weg gebaand door het centrum en zijn naar het Grand Palace - de voormalige residentie van de Chakri-Koningen - gegaan; een oase van rust, temidden van de hectiek van het stadsleven. Vreemd om te zien trouwens dat sierlijke gouden tempels hier doodleuk naast grauwe betonnen bedrijfspanden staan en er achter een lelijk Shell benzinestation zomaar een prachtige pagone tevoorschijn kan komen. Wie verzint zoiets?
Na een korte, grotendeels slapeloze nacht (jetlag sucks), zijn we de volgende ochtend in het vliegtuig gestapt naar Hanoi. Wederom kregen we bij het inchecken een upgrade, geen idee waarom, en dus mochten we de lange rij bij de paspoortcontrole voorbijwandelen en plaatsnemen in de ruimste stoelen van de economy class. Die vlucht van anderhalf uur was de laatste adempauze die we in lange tijd zouden krijgen, zo bleek, want Hanoi is een ware heksenketel. Het is nauwelijks te beschrijven hoe druk, hectisch en lawaaiierig deze stad is. De straten worden bevolkt door een continue stroom van brommers en motors, die zich luid toeterend een weg door de drukte banen. Verkeersregels zijn er niet, of althans... wij hebben ze niet kunnen ontdekken. Dus iedereen rijdt kriskras door elkaar en het recht van de sterkste geldt. Degene die op een kruispuntdurft door te rijden of te lopen zonder zich iets aan te trekken van de rest, wint. Zoiets. Lopend de straat oversteken is nog veel enger. Dat gaat ongeveer zo: je haalt een keer heel diep adem, kijkt vooral niet naar links of rechts en begint stoïcijns te wandelen. Je negeert het getoeter volledig en loopt regelrecht op je doel af: de overkant van de straat. Niet twijfelen of stil gaan staan, want dan is het niet zeker dat je het overleeft.
Het getoeter gaat overigens ook 's nachts onverminderd door, dus het is nog een opgave om een hotelkamer te vinden waar je niet uit je slaap wordt gehouden door het lawaai op straat. Dat hebben we helaas zelf aan den lijve ondervonden, want onze eerste kamer was niet bepaald geluidsdicht. Vanmorgen zijn we daarom maar weer op hoteljacht gegaan. Niet gemakkelijk, want het is hoogseizoen en de meeste zitten al weken volgeboekt. Maar... het is gelukt. We hebben onze intrek genomen in het Hanoi Cozy Hotel in de oude wijk. Gloednieuw, dus nog niet opgepikt door de massa en nog belangrijker; het is er stil, doodstil. Wat een walhalla. Hopelijk vanavond lekker slapen dus, opdat we morgenvroeg fris en fit naar Halong Bay kunnen vertrekken. Om 8u worden we opgehaald bij ons hotel voor een tweedaagse rondvaart door deze uitgestrekte baai. We hebben ons laten vertellen dat hier 2000 grillig gevormde eilandjes op spectaculaire wijze uit de zeeomhoog rijzen. Dus dat moet een bijzondere ervaring worden.
Maar eerst even een hapje eten in de stad. Je kunt zeggen van de Vietnamezen wat je wilt, maar koken kunnen ze wel. Ow, wat is het eten hier goddelijk lekker. Onze favoriet is Little Hanoi; een klein restaurantje waar je zelf springrolls maakt (en opeet). Gisteren hebben we alvast een spoedcursus make-your-own-springroll van de serveerster gehad, dadelijk gaan we het zelf proberen. Mjamm.
Tot over een paar dagen!
Havana - Cuba
Daar zijn we weer met een allerlaatste update! Het einde van onze reis is dan toch echt aangebroken. Wekenlang hebben we het ontkend, deden alsof we nog láááng niet naar huis zouden gaan. Maar nu is er geen ontkennen meer aan. Als ik naar buiten kijk, is het grijs, grauw en ontzettend koud. We zijn weer in Nederland en oh, wat valt dat tegen. En wat gaan we het reizen vreselijk missen, nu al. Die eindeloze vrijheid, alle lieve mensen en bijzondere culturen en elke dag een nieuw avontuur. Een leven zonder files, stress en slecht weer was zo gek nog niet. Terug zijn in Nederland betekent natuurlijk ook dat we jullie weer gaan zien en dat is dan wel weer erg fijn. Maar... eerst nog één verhaal en fotoserie van de Cubaanse hoofdstad Havana, de perfecte afsluiting van onze reis.
Al begon het niet helemaal rooskleurig, want zoals we al eerder schreven is Cuba een complex land, dat meer vragen oproept dan antwoorden geeft. Zo bleken onze pinpassen in de hele stad (en de rest van het land) onbruikbaar en stonden we dus met een lege portemonnee. Of althans, bijna leeg, want Arjan had nog ergens 50 euro vandaan getoverd, die we op het vliegveld konden omwisselen voor Cubaans geld. Drie dagen en tientallen verhitte telefoongesprekken naar Nederland later, werd onze creditcard dan toch geactiveerd en konden we eindelijk weer iets anders eten dan droge witte broodjes en bakjes rijst. Hadden we op de valreep dus tóch nog gigantische stress!
Ondanks onze zwerversstatus die eerste paar dagen in Havana, zagen we er klaarblijkelijk nog wel Europees en rijk genoeg uit om flink belazerd te worden. Op straat werden we aangesproken door een joviale Cubaan, die wilde weten waar we vandaan kwamen en of we die avond naar een optreden van zijn band wilden komen kijken. Voordat we het goed en wel in de gaten hadden, zaten we in een buurtkroeg waar onze nieuwe vriend het adres van de concertzaal op een papiertje krabbelde. Ondertussen praatte hij honderduit over Havana, muziek, sigaren en zijn lieftallige echtgenote, met wie hij die dag precies elf jaar getrouwd was. Een unicum in Cuba, waar het scheidingspercentage enorm is. En dat moest natuurlijk gevierd worden. Of althans, dat vond onze vriend.
Onder luid protest van ons (want we vertrouwden het natuurlijk niet helemaal) liet hij drie mojito's en een bolknaksigaar aanrukken. Uit beleefdheid en na lang aandringen (‘Nooo, my friends, you háááve to drink, I buy for you!') hebben we uiteindelijk een slokje van onze mojito gedronken en dat was dus helemaal fout. Want plotseling stond hij op, mompelde iets onverstaanbaars en ging er razendsnel vandoor. Ons achterlatend met een rekening van omgerekend 17 euro (véééél te veel voor drie drankjes in Havana, dus eigenlijk werden we dubbel genaaid).
Heel even waren we sprakeloos; wat was hier zojuist gebeurd? Maar al snel nam de boosheid het over. ‘We gaan! Nú!', beet Arjan me toe en beende zonder te betalen richting de uitgang. Ik dribbelde er een beetje suffig achteraan en riep zo vrolijk mogelijk ‘Adiooos! tegen de barman in de hoop dat hij niet in de gaten had dat we geen cent hadden achtergelaten. Maar bij de deur werden we tegengehouden door onze vriend, die plotseling vanuit het niets weer opdook. Wij waren echter inmiddels zó kwaad dat we hem opzij hebben geduwd en heel hard zijn weggerend (met bonzend hart, dat wel). Later pas ontdekten we dat dit een beproefde truc is om toeristen geld af te troggelen. Leuke jongens, die Cubanen!
Havana is trouwens één grote, fascinerende filmset. Met luid ronkende oldtimers, rokerige kroegen, eeuwenoude gebouwen met gietijzeren balkons en smalle steegjes. Het leven speelt zich voornamelijk buiten af. Elke avond rond zonsondergang worden tafels en stoelen de straat op gesleept voor een verhit potje backgammon, altijd met een grote fles rum binnen handbereik. Mensen hangen in deuropeningen of op een bankje in het park en kinderen spelen softbal met stokken en flesdoppen. En ondertussen hoor je overal en altijd muziek. In restaurants en cafés, maar ook gewoon op straat. In onze favoriete kroeg La Lluvia de Oro in het oude gedeelte van de stad speelt zelfs 24 uur per dag een live band. En dat zeven dagen per week. Echt super!
Ook in Havana verbleven we weer in een casa particulare, of eigenlijk in twee. De eerste paar dagen sliepen we in de oude wijk Vieja bij Pepe y Rafaela; een echtpaar van rond de 70 dat de godganse dag ruzie had. En zich daar ook totaal niet voor schaamde. Rafaela hoorde je drie kamers verderop nóg gillen en Pepe bromde dan standaard met een diepe zucht iets onaardigs terug vanuit zijn luie stoel. Echt hilarisch, zelfs als je er geen woord van kon verstaan. Onze kamer was prachtig (schijnt zelfs één van de mooiste casa particulares van Havana te zijn) met openslaande deuren, drie Franse balkonnetjes, een kitscherig tweepersoonsbed in barokstijl en mozaïeken vloer. Onze laatste drie nachten in Havana hebben we in het centrum doorgebracht bij Dulce María González, de liefste vrouw die we tijdens onze reis hebben ontmoet. Elke ochtend stond ze al vroeg op om verse fruitsapjes te shaken, eitjes te bakken en koffie te zetten en kwam vervolgens gezellig bij ons zitten met haar kopje koffie. Zij heeft talrijke fantastische, maar ook trieste verhalen over de geschiedenis van Cuba verteld.
Hoewel we in totaal bijna 'n week in Havana hebben doorgebracht, hadden hier nog met gemak een paar dagen langer kunnen blijven. Er is zo vreselijk veel te zien en te doen. Het imposante Capitolio Nacional (een kopie van het Capitool in Washington), Plaza de la Revolución (hét symbool van de Cubaanse revolutie) en de kilometerslange boulevard van Malécon. Maar ook het theater in het centrum van de stad (waar we een voorstelling van het Nationaal Ballet hebben bijgewoond, maar wel via de achterdeur naar binnen werden geloodst omdat buitenlanders niet welkom waren), het voormalige presidentspaleis waarin het museum van de revolutie is gevestigd en de lommerrijke wijk Vedado. Tel daarbij op de vele gezellige pleintjes en parken, de swingende bluesbandjes op elke straathoek en de temperamentvolle Cubanen. En ja, dan heb je dus een onvergetelijke tijd in een weergaloze stad.
Drie maanden in Midden- en Zuid-Amerika; het was véél te kort om al het prachtigs te zien en te ontdekken. We komen hier dan ook zéker nog een keer terug, want dat dit pas het begin is van een heleboel mooie reizen, staat wat ons betreft vast. Hopelijk in de toekomst op deze plek dus nog veel meer foto's en verhalen. En hopelijk reizen jullie ook dan weer met ons mee. Voor nu; enorm bedankt voor jullie lieve, soms kritische, vaak hilarische reacties. We hebben ervan genoten!
Liefs Arjan en Annelie
Trinidad - Cuba
Sinds twee dagen zijn we in Trinidad; een klein, authentiek stadje, dat met haar gekleurde huisjes wel wat wegheeft van Antigua in Guatemala. Alleen dan stukken minder ontwikkeld, want evenals in Cienfuegos vind je hier nauwelijks winkels, supermarkten of eetgelegenheden. De paar restaurantjes die Trinidad rijk is, zijn 's avonds bijna uitgestorven, omdat ze niets anders serveren dan rijst, bonen en bietsalade en de bediening geen enkele moeite doet om bij te dragen aan de feestvreugde.
De meeste reizigers eten daarom in hun casa particulare, waar je met een beetje geluk een heerlijke maaltijd krijgt voorgeschoteld. Hoe de vrouw des huizes trouwens aan al die verse ingrediënten komt, is ons een raadsel, want we hebben de afgelopen dagen nog geen appel of tomaat kunnen kopen. Om niet te verhongeren, zijn wij gisteravond ook aangeschoven bij onze gastvrouw Chavela en haar gezin. Haar ontbijt is (voor Cubaanse begrippen) al erg lekker, maar haar avondmaaltijd overtrof alle verwachtingen. Met kreeft, verse salade en zelfs gekookte aardappelen. En hoewel we elkaar nauwelijks kunnen verstaan, tettert Chavela er de hele dag vrolijk (en in een razend tempo) op los. Arjan doet niet eens meer moeite om haar te begrijpen en roept alleen ‘Holaaa!' en ‘Adios'. Terwijl ik net doe alsof ik weet waar ze het over heeft en vriendelijk blijf glimlachen.
Hoewel de restaurants in Trinidad leeg zijn en de straten rond etenstijd verlaten, stroomt het centrale pleintje naast de kerk elke avond rond 21u helemaal vol mensen. Binnen een kwartier is er geen enkel plekje op het terras en de omringende trappen meer vrij en wacht iedereen vol spanning op de salsaband die om klokslag 21:30u het podium bestijgt, waarna het feest spontaan losbarst. Overal waar je kijkt, wordt gedanst en gelachen en de mojito´s zijn niet aan te slepen. Erg gezellig! Desondanks proberen we enigszins op tijd te gaan slapen, want overdag hebben we (wegens gebrek aan tijd, vier steden in twaalf dagen is tenslotte ietwat krap) een druk programma.
Op dag één hebben we de stad doorgestruind, zijn in alle musea en kerken geweest en hebben een sandwich ham/kaas gescoord bij Las Begonias. Dat laatste was wat ons betreft een memorabele prestatie na alle ranzige lunches van de voorgaande dagen. Gisteren zijn we wezen paardrijden in de bossen rondom Trinidad. En dan niet suf sjokkend met tien paarden achter elkaar aan, nee hier vlieg je gewoon met z´n drieëen (wij en onze begeleider Diego) in vol galop de weilanden over. Dat onze paardrijd-ervaring zich beperkt tot een ponyritje op de kermis ´n jaartje of 28 geleden, interesseerde Diego duidelijk vrij weinig. En ons eigenlijk ook niet. Onderweg nog een verfrissende duik in een meertje genomen en als lunch een paar mango´s verorberd, die Diego hoogstpersoonlijk voor ons uit de boom had geplukt.Inmiddels is onze laatste ochtend in het gezellige Trinidad aangebroken. Over ´n half uurtje gaan we in een oude Chevrolet-taxi naar het strand, hier een paar kilometer vandaan (Cuba moet je natuurlijk wel in stijl beleven). Een bliksembezoek, want vanmiddag stappen we in de bus naar onze volgende bestemming. Het einde van onze reis komt nu wel heel dichtbij. En dat terwijl we nog lang geen genoeg hebben van al die mooie landen en bijzondere mensen.
Santa Clara / Cienfuegos - Cuba
Na 11 fantastische weken in Midden- en Zuid-Amerika zijn we aangekomen in Cuba, de eindbestemming van onze reis. Volgens de Lonely Planet een complex en ondoorgrondelijk land, dat je na afloop achterlaat met meer vragen dan antwoorden. En tot nu toe lijkt er geen betere omschrijving denkbaar. Want de eerste paar dagen in de hoofdstad Havana waren overweldigend, bizar en frusterend tegelijk.
Al bij aankomst op het vliegveld werd pijnlijk duidelijk dat Cubanen lang niet altijd staan te springen om de groeiende stroom toeristen. We werden met argusogen bekeken in de rij voor de douane en kregen een aantal onvriendelijke (en totaal overbodige) vragen voorgeschoteld, voordat we de deur naar de aankomsthal mochten openen. Daar hebben we eindeloos op onze bagage moeten wachten, want het is een ongeschreven regel dat Cubanen altijd en overal voorrang hebben. Zonder blikken of blozen wandelen ze naar het begin van een rij en gaan pontificaal voor je neus staan, terwijl jij toch echt al een uur staat te wachten. Afijn, over Havana in een volgend verhaal meer (we gaan daar aan het einde van onze reis nog een paar dagen terug).
Inmiddels hebben we alweer twee andere steden bezocht. In een recordtempo, dat wel. Want voor Cienfuegos en Santa Clara hadden we (inclusief reistijd) krap drie dagen. Het bleek al vrij snel een prima planning, aangezien je beide steden binnen ´n dag helemaal hebt doorkruist.
Santa Clara trekt vooral mensen die het monument, mausoleum en museum van Che Guevara komen bezichtigen. Buiten deze Guevara-memorabilia is Santa Clara een saaiig stadje, waar weinig enerverends te beleven valt. Gelukkig logeerden we in een top-casa particulare en dat maakte veel goed.
Casa particulares zijn kamers bij mensen thuis, waar je niet alleen kunt slapen, maar ook voor weinig geld ontbijt en avondeten krijgt. Het lijkt misschien raar om bij vreemden thuis te logeren (vonden wij tenminste in het begin wel), het meerendeel van de toeristen kiest wel voor deze optie. En met een goede reden, want in Cuba zijn vrijwel alle hotels en restaurants in handen van de regering en daarom overdreven duur en reuze ongezellig.
Onze casa Florida Center wordt gerund door de flamboyante Angel? een breedgeschouderde kerel met blonde krullen en een enorme bierbuik, die een passie heeft voor orchideeën en lekker eten. Dat laatste is een unicum in Cuba, waar je al de grootste moeite moet doen om een simpel broodje te scoren. Het is nauwelijks voor te stellen, maar de supermarkten zijn zelfs in grote steden bijna leeg, op een paar planken met conserveblikken, koekjes en frisdranken na. Daar komt nog bij dat de convertible peso (CUC), de munteenheid waarmee toeristen betalen, lang niet overal wordt geaccepteerd en de reguliere peso, waarmee de Cubanen zelf betalen, weer niet aan buitenlanders wordt uitgekeerd. Vaak kunnen we dus niet eens iets kopen, al zouden we het willen. Reuze ingewikkeld allemaal!
Anyway, we waren als een kind zo blij toen Angel ons een fabuleuze visschotel voorzette, met kreeft, gamba´s en langoustines in de tuin van de casa. Wat een feest! En de volgende ochtend ging het festijn vrolijk verder, toen we als ontbijt een enorme schaal vol vers fruit, croissants en taartjes kregen. Later die dag hebben we onszelf nog meerdere keren afgevraagd waarom we niet een paar overgebleven gebakjes in onze tas hadden gestopt, want Cienfuegos (waar we gistermiddag per touringbus naartoe zijn gereden) blijkt eettechnisch nog veel rampzaliger dan Santa Clara.
Maar wat een mooi stadje weer, met een theater, museum en zelfs ene heuse mini-´Arc de Triomphe´ (om de Cubaanse onafhankelijkheid te onderstrepen), gebouwd rondom een liefelijk stadspark. Vanmorgen zijn we naar de andere trekpleister van Cienfuegos gewandeld? Punta Gorda, een stukje land in een baai, die regelrecht de Caribische zee in stroomt. Ook hier lijkt het soms of de tijd heeft stilgestaan. Koloniale herenhuizen worden afgewisseld met foeilelijke betonnen bouwwerken, die je het gevoel geven alsof je in het voormalige Oost-Duitsland bent beland. Hopeloos ouderwets, maar juist daarom geweldig om te zien.
Omdat je ook Cienfuegos na een dagje wel gezien hebt (de buurbewoners herkennen ons zelfs al en zwaaien uitbundig als we voor de vierde keer voorbij komen gewandeld), gaan we heel snel verder naar onze volgende bestemming. We hebben zojuist met drie klinkende zoenen afscheid genomen van onze gastvrouw Leonor (die ons met de krulspelden in vanaf haar balkonnetje heel schattig heeft uitgezwaaid) en zijn met de paardenkar naar de bushalte gebracht, waar we nu zitten te wachten op onze bus naar Trinidad. Leuk! Zouden ze daar misschien wel iets lekkers te eten hebben?